Laatst vroeg iemand of ik het erg vind dat google+ mijn emailadres en zoekopdrachten bewaart en op youtube aan mij terugvoert. Het antwoord was ja. Er zijn namelijk twee gênante zoekopdrachten die ik compulsief in blijf typen, minimaal twee keer per dag, en die ik liever voor me houd.
Gezien het feit dat mijn site na twee weken nog altijd niet opduikt wanneer je mijn naam invoert in een zoekmachine, kan ik die opdrachten hier wel openbaar maken – we zijn hier toch onder elkaar. De eerste opdracht, het zal je niet verbazen, is “Lennard van Rij.” Nog nooit heb ik mijn eigen naam zo vaak geschreven als de twee afgelopen weken. Welke narcistische behoeftes ik hiermee bevredig, zal ik binnenkort nog wel uit de doeken doen.
Maar er is een tweede woordenpaar dat ik steeds opnieuw invul, en dat wellicht minder voor de hand ligt: fall stage. Twee woorden, zonder aanhalingstekens. De ervaring leert dat ik door het op youtube intikken van dit woordenpaar precies uitkom waar ik wil zijn: filmpjes van mensen die óp of ván het toneel vallen.
Nu zul je zeggen: “Lennard, waarom loop jij in ’s hemelsnaam filmpjes te zoeken van mensen die óp of ván een toneel vallen?” Dat zal ik uitleggen.
Als kind al werd ik gefascineerd door de vallende mens. Toen ik een jaar of tien was, zag ik Frank Groothof op een toneel staan; een bezemsteel lag tussen zijn benen, ónder de ene voet en bóven de andere. Als hij naar voren stapte, zou hij struikelen. Minutenlang zat ik met het zweet in mijn handen. Ik vroeg me zelfs af of ik op moest staan om door de zaal te roepen: “Meneer Groothof, pas op! U kunt vallen!” Uiteindelijk zette hij, midden in een lied, een stap; hij wankelde, maar bleef op de been. Ik haalde opgelucht adem.
Vanwaar die morbide fascinatie voor het vallen? Vallen betekent gezichtsverlies. Het betekent dat iemand die respect afdwong, het onderwerp van spot wordt. Het betekent dat iemand zijn houding kwijt is, de illusie om hem heen verstoord weet, zodat hij zijn handelingen, een act of een procedure, niet meer kan vervolgen op dezelfde wijze als voorheen. De omstanders zullen geschrokken zijn, of zich willen distantiëren van de gevallene, en daardoor verdwijnt de spanning, verslapt de aandacht, vervliegt de waardering, en zij komen niet meer terug. Door medelijden wordt de gevallene een slachtoffer, tegen wil en dank, en hem valt ongevraagde troost ten deel in plaats van waardering. Hiermee is vallen een ontmaskering: de mens die een imago had, verloor de controle en werd een dierlijke stuntelaar, iemand wiens positie niet langer benijdenswaardig is.
Tegelijkertijd is vallen ook de ontmaskering van het publiek: niet alleen laat het de valler zien als een onmachtige sterveling, ook toont het de kijkende mens in zijn meest banale en wrede staat. Want zijn medelijden is opportunistisch en een uiting van identificatie – het komt voort uit de naïeve droom dat een mens zich straffeloos en zonder moeite boven de massa kan verheffen, en het sluimerende verlangen om zelf een verheven mens te zijn; het hoongelach komt voort uit een lang gekoesterde fantasie jegens de verheven mens. Alles wat een mens zelf niet kan bereiken, misgunt hij een ander, en vanuit zijn nederige zetel tussen zetels, een zitplaats waartoe hij veroordeeld is, slaat hij meedogenloos toe wanneer een ander faalt in zijn kunsten.
Sinds ik bij De Leukste Thuis Arne Jansen (Linda de Mol: “Arme Jansen”) een uitglijer zag maken, ben ik gevoelig voor valpartijen: ik ben geobsedeerd door televisieprogramma’s over vallende mensen. Ik lach nooit, maar voel woede en verdriet. (Ik wenste vroeger in stilte, dat Linda de Mol zélf eens van de trap zou vallen, en dat anderen háár uit zouden lachen.) Ik zie het balletdansende jongetje van het toneel vallen, of het dikke meisje dat haar diploma ophaalt voor het oog van duizend ouders van een trap lazeren, de bruid in een regenplas belanden, de zanger in zijn leren broek over een stoel struikelen, de violist tijdens zijn virtuoze solo over een losliggend snoer vallen, en ik weet twee dingen zeker. Eén: het zijn laffe toeschouwers die deze filmpjes opsturen in de hoop er geld aan te verdienen. Geen liefhebbende familie stuurt een video op van een balletdansertje, dat toch al gepest werd, en op de grote dag van de uitvoering afgaat voor iedereen die hem zijn talent misgunt. Niemand die van de bruid houdt, wil haar aan de wereld tonen terwijl ze in verpeste jurk staat en huilt op de mooiste dag van haar leven, niemand die de kunsten van de zanger of de violist waardeert, geniet ervan als zij tijdens het hoogtepunt van hun act op hun bek gaan. Het zijn talentloze mensen, die zelf geen aantrekkelijke partner hebben, en nog niet eens genoeg intelligentie om uit de pas te lopen, die genieten van vallende mensen.
Twee: de mens is betreurenswaardig als hij de controle over zijn benen verliest. Zijn glimlach verdwijnt en hij schaamt zich. En zelfs als de gevallene zelf goed met zijn falen weet om te gaan, een grap maakt of zijn handelingen zonder zichtbare pijn weet te vervolgen, dan klinkt er gelach (zenuwachtig, ontzet, sardonisch) uit de zaal, of zelfs, bij bijeenkomsten van achterlijke mensen zonder beschaving, boegeroep. En wat de filmer betreft: die mompelt een hoorbaar “Ik heb hem!” en aait zijn camera vol trots. De gevallene heeft nooit het laatste woord.
De laatste tijd volg ik via youtube het verhaal van Diljit, een Bollywood-figuur die onlangs tijdens een geplaybackte act uitgleed en op zijn kont belandde. Toen toeschouwers de gefilmde val via facebook openbaar maakten, werd Diljit razend. Hij zette een filmpje op youtube waarin hij een lied zingt over zijn val en de filmers boos bejegent.
Fans van Diljit hebben op hun beurt weer boos gereageerd op het treurige, doch boze zingen van Diljit. Enkelen van hen hebben nieuwe reacties op youtube geplaatst, waarin ze de zanger berispen. In reactie hierop heeft Diljit een gesproken excuus aangeboden – wederom op youtube. Deze soap volg ik nu al anderhalve week, zonder dat ik ook maar één woord kan verstaan van het gezang of het gepraat dat langstrekt – alleen de val, de schaamte, het leedvermaak en de woede zijn voor mij te begrijpen.
Door het geval Diljit heb ik moeten terugdenken aan een interview dat Beyoncé gaf, nadat ze voor het oog van miljoenen youtubers van een showtrap was geflikkerd: “I had fallen before. And I will fall again.”
En zo is het. Een echte artiest heeft maling aan een publiek dat op leedvermaak wacht. Je komt op, je geeft alles wat je hebt en als je valt, dan krabbel je weer op.
Toch blijft mijn hart uitgaan naar de vallers, en blijf ik de woorden fall stage compulsief intypen bij elke gelegenheid die ik krijg. Wees dus niet verbaasd wanneer ik ooit een youtube-muziekje opzet, en er bij de aanbevolen video’s ineens een uitglijer verschijnt van Professor Green, Robbie Williams of Michael Jackson.
Tot slot nog dit. Mocht mijn youtube–account in jouw bijzijn filmpjes aanbevelen van Lennard van Rij, dan wordt het tijd dat ik hulp ga zoeken.