Naar aanleiding van de commotie rond Zwarte Piet heb ik een fragment opgezocht van een (uiteraard ambitieuze en onvoltooide) roman waar ik in 2006 aan werkte. Het fragment komt uit het eerste hoofdstuk, waarin beschreven wordt hoe de intocht van Sinterklaas uitloopt op een bloedbad. (Nou ja, het betreft hier een alternatieve intocht bij de commerciëlen, want ik wilde Bram van der Vlugt ontzien.) De tekst is zeker niet volmaakt – de alinea’s zijn wat lang en in die tijd kende ik het verschil tussen ‘enkele’ en ‘enkelen’ blijkbaar nog niet – maar het lijkt me, gezien de hoog oplopende gemoederen in de discussie over Zwarte Piet, hoog tijd om dit fragment openbaar te maken. Als ik nog langer wacht, gelooft niemand meer dat ik dit al in 2006 schreef…
Wat De Vries en alle andere televisiekijkers niet konden zien, aangezien de regisseur van de uitzending uit alle macht probeerde dit feit niet in beeld te brengen, was dat er tussen de kleine kinderen en de volwassenen door een groepje jongens van een jaar of twintig rondliep. Deze jongens gingen gekleed in spijkerbroeken en nepleren jassen, en een enkeling onder hen had aan zijn jas een bontkraag – sommige kragen waren licht en hoog, als de manen van een leeuw. Maar het meest opvallend aan hen was dat ze stuk voor stuk om het hoofd een geruite Kefiya droegen, waardoor De Vries, zelfs als de jongens per ongeluk in beeld waren gebracht, nooit had kunnen zien dat zich in de menigte een ober van het duurste restaurant van de stad bevond. Want het was Samet, de lichtbesnorde, die met kloppend hart voor de andere jongens uit liep, de stoet van zwarte Pieten, camera’s en Sinterklaas op een kleine afstand volgend en kleuters aan de kant duwend.
Sinterklaas ging voorop, achter hem volgden lopend enkele tientallen zwarte Pieten. De meeste van hen deden kunstjes of deelden snoep uit, maar ook waren er die reclamefolders en proefmonsters verspreidden. Ondertussen speelde een fanfare van zwarte Pieten de overbekende melodieën, vele daarvan Duitse, die vanwege hun buitensporige airplay in Nederland in de Sinterklaastijd in vele huishoudens en in bijna alle supermarkten bij de mensen langs de kant, de jonge en de oude, de neiging opriepen om luidkeels mee te zingen, een neiging waaraan door vele van hen gehoor werd gegeven. Moeders zongen de woorden voor aan het kindje op hun arm, oudere broers gingen hun jongere broertjes voor in het gezang, en vaders mompelden achter hun wanten de meest bekende woorden mee. Ondanks – of misschien wel dankzij – de kou en de lichte mist klapten verreweg de meeste mensen hard in hun handen zodra ze een glimp van de Sint opvingen.
Terwijl de stoet zich voortbewoog in de richting van het plein, zwaaide Samet, die nu met zijn achter de geruite doek verborgen gezicht geheel vooraan stond, in de richting van een klein groepje jongens dat van de richting van het plein gelopen kwam. Ook deze jongens droegen strakke broeken en glimmende jasjes, die tegen het koude weer maar weinig weerstand konden bieden, maar die aan de jongemannen een krachtige uitstraling gaven. Op Samets teken begonnen enkele van hen woorden te schreeuwen, die misschien dreigend bedoeld waren, maar die in de herrie van het orkest en de joelende menigte verloren gingen. Een van hen rolde een Palestijnse vlag uit en hield die boven zijn hoofd. Met geheven en gebalde vuisten stonden de jongens vooraan, en er leken uit alle windrichtingen steeds meer jongens bij te komen. Nu kwamen er ook her en der uit de menigte vrouwen naar voren die in zwarte gewaden en sluiers gekleed gingen. Grote juten zakken droegen zij bij zich, maar ondanks de zwaarte van hun last wisten ze zich met lichtvoetigheid en gratie, zonder duwen of schreeuwen, door de menigte te bewegen.
Het handjevol politieagenten dat ingeschakeld was om de intocht in goede banen te leiden, keek aanvankelijk uit plaatsvervangende schaamte naar de grond of naar de lucht, zoals ook de meeste toeschouwers hadden gedaan toen ze de jongens zagen. Men was er inmiddels aan gewend dat openbare bijeenkomsten, met name de halfzachte vredesdemonstraties waar het Westerse imperialisme werd bekritiseerd, tijdelijk verstoord werden door groepjes gemaskerde Marokkaanse en Turkse jongeren die met vlaggen zwaaiden en “Jihad!” riepen. Men wist ook dat deze groepjes vaak weer weggingen na een tijdje en de eerste de beste coffeeshop indoken.Dat dergelijke groepjes bij de intocht van de lieve goede Sint een dissonant veroorzaakten was weliswaar onverwacht en onaangenaam, maar er was niemand die er echt van schrok.
Ineens klonk er echter een harde knal, waar veel mensen, vooral de allerkleinsten, enorm van schrokken. Het orkest speelde weliswaar door, maar enkele agenten doken als vanzelf ineen en begonnen angstvallig om zich heen te kijken, terwijl ze via de radio contact probeerden te zoeken met het hoofdbureau. Dit laatste was overigens helemaal niet nodig, want toevalligerwijs hadden de televisiecamera’s precies geregistreerd waar de knal vandaan was gekomen. Voor het oog van enkele miljoenen kijkers had een agent met dikke zwarte wenkbrauwen, op wiens gezicht precies werd ingezoomd, een woedende grijns getrokken. De man leek geïrriteerd door de blik van de camera en hij had ineens zijn dienstpistool getrokken en, zich overduidelijk bewust van de lens, de bleke blonde collega die naast hem stond door het voorhoofd geschoten. Nog voor het bloed volop uit de wond in de ineenzakkende man begon te stromen had de regisseur het beeld op zwart gezet, maar dat kon niet verhinderen dat kijkers in heel Nederland begrepen dat er iets aan de hand was in de optocht.
De wrede en schijnbaar impulsieve actie van de agent leek de gemaskerde jongens en meisjes te inspireren om in actie te komen. Tot dat moment hadden veel van de jong volwassenen aarzelend naar de stoet gekeken, en mede hierdoor was het een groot deel van de andere toeschouwers gelukt ze te negeren. Maar nu kwamen ze in actie, alsof het pistoolschot elke aarzeling bij hen had weggenomen. Samet liep met een mes naar de dichtstbijzijnde agent en sneed hem van achteren de keel door, terwijl de meisjes hun juten zakken openden en de stenen die er inzaten naar de zwarte Pieten begonnen te gooien. De eerste golf van bakstenen, keien, stukken glas en tegels trof meteen al doel, en getroffen viel een tiental Pieten op de grond. Intuïtief keerden de niet of licht gewonde Pieten zich om en zochten beschutting bij elkaar. Er vielen meer schoten, en agenten, zwarte Pieten en orkestleden lagen bloedend op de straat, terwijl het stenen bleef regenen in Amsterdam. Hoewel de jongeren hun best deden om geen kleine kinderen en ouders te raken kon niet voorkomen worden dat er ook onder hen slachtoffers vielen. Sommige van hen hadden op de schouders van een Piet gezeten en werden door een steen geraakt danwel door de Piet in een schrikreactie op de straat gegooid. Ook werden er kinderen vertrapt door de bij de aanvang van de eerste steengolf op hol geslagen menigte, en kwamen moeders en vaders op zoek naar hun verdwaalde kind in de vuurlinie terecht. Wat begonnen was als een feestelijke intocht, was kort na het schot veranderd in een bloedbad.
De televisiecamera’s bleven intussen draaien. Het beeld van de zender mocht dan wel op zwart gegaan zijn toen een Marokkaanse agent het geweld inluidde door een collega door het hoofd te schieten, maar de directeur van de omroep begreep dat ook andere zenders cameraploegen naar de ceremonie hadden gestuurd, en dat op de late journaals van andere netten ongetwijfeld beelden van deze ramp te zien zouden zijn. Omdat hij wist dat hij naar het geld van de adverteerders kon fluiten als hij niet probeerde om de kijkers van zijn zender te behouden en dus door te gaan met de uitzending, bepaalde hij dat het tonen van de rellen voort moest gaan. Als gevolg hiervan zag De Vries, die sinds het op zwart gaan van het scherm had zitten snakken naar adem, na enige minuten stilte ineens het bewegingsloze lichaam van een zwarte Piet op zijn televisie verschijnen. De man lag op straat, met zijn gezicht naar beneden en zijn felgekleurde hemd half van zijn spierwitte rug getrokken. Hierna verschoof het beeld en kwam er een Piet in beeld, die zonder pruik op zijn bloedende knieën zat en met zijn laatste krachten de rellende jongeren met pepernoten bekogelde.
Wellicht bracht de tragische schoonheid van de geknielde strooier inspiratie, of misschien nam de professionaliteit gewoonweg de overhand, maar in ieder geval kwamen op hetzelfde moment zowel de regisseur als de onervaren commentator van het spektakel weer tot zichzelf. De commentator, die voordat alles in het honderd liep nog had volstaan met droge beschrijvingen van alle stappen die Sinterklaas zette en het zorgvuldig doch discreet noemen van de sponsors, bezigde nu de enthousiaste toon van een oorlogsverslaggever in de loopgraaf, terwijl de regisseur de opdracht gaf om over te schakelden naar de helikopter, en op die manier de haast volmaakte cirkel van bijeengedreven Pieten en orkestleden op innovatieve wijze in beeld deed brengen.
Toen de regisseur terugschakelde naar beelden van de straat, werd duidelijk dat Sinterklaas in het nauw gedreven was. Hij was gescheiden van zijn Pieten, die nu één voor één gestenigd ter aarde stortten, en zijn paard was omsingeld door een groep mannen die machinegeweren in de hand hadden. De mannen, die groene pakken droegen en wier gezichten achter zwarte bivakmutsen schuilgingen, hielden de Sint onder schot zonder tot schieten over te gaan. Twee van hen hielden de teugels van het paard vast, om te voorkomen dat het paard, dat op zichzelf uitstekend getraind was, op hol zou slaan. Waar de soldaatachtige figuren vandaan waren gekomen was volkomen onduidelijk, zoals ook de ratelende commentator met overslaande stem toegaf, maar kennelijk waren er op die plek veel meer geweest; tegen de tijd dat de M.E. arriveerde, trof zij voor zich niet meer de groep rellende jongeren, die klaar waren met hun rituele steniging, maar in hun plaats een heus leger, opgeleid en tot de tanden bewapend, dat hen met granaten bekogelde en met zwaar geschut door hun schilden drong.
En Sinterklaas? Die zat doodstil, maar verder schijnbaar onaangedaan, op zijn witte paard, en het is zeer aannemelijk dat hij hoopte levend uit de strijd te komen. Hij maakte echter geen schijn van kans. Samet wachtte tot de elitestrijders de M.E. op afstand hadden gedreven, maar ook totdat hij zeker wist dat er meerdere camera’s op de Sint gericht waren. In de wetenschap dat zijn handelingen live in miljoenen huiskamers te zien waren trad hij naar voren, waarop de mannen rond Sinterklaas uiteenweken. Bij het paard aangekomen gaf Samet een flinke ruk aan de tabberd van de Sint, waardoor deze met een harde smak op de grond terechtkwam. Terwijl de Sint, zonder zijn op de grond gevallen staf en mijter, kreunend opkrabbelde en terwijl aan alle kanten de cameramannen dichterbij traden, haalde Samet een witte, zijden sjaal uit de zak van zijn leren jack. Hij liep om het paard heen en wierp een blik op de Sint, die zijn linkerknie met beide handen vasthad. Toen ook de camera’s om het paard heen waren gekomen, ging Samet vlak achter de Sint staan en begon hem met de zijden sjaal te wurgen. De camera met de live-verbinding zoomde in op de uitpuilende ogen van de rochelende Sint, en ook toen de heilige ogen dof en onbeweeglijk waren geworden en Samet de levenloze man losliet, volgde de camera de vallende beweging van het lijk. De blik van de camera ging over de gekromde rug van de onhandig liggende Sint, langs de armen en rustte uiteindelijk bij de uitgestrekte hand. Ten slotte werd er opnieuw ingezoomd, ditmaal op de witte handschoen en de gouden ringen.
Toen de daad gedaan was, stapte Samet op het paard van Sinterklaas, groette de soldaten en ging er vandoor, terwijl de strijders hem dekking gaven bij zijn aftocht. Drie uur later gaf de M.E. de strijd op en besloot het in alle haast samengekomen gemeentebestuur van Amsterdam om de landmacht in te schakelen.